‘Er ligt een vastgoedbeslissing voor’, dat waren de woorden waarmee wethouder Jaeger het voorstel om een verbouwingskrediet vrij te geven voor het aanpassen van de oude gemeentewerf in de Meent voor gebruik door de Stichting Meentwerf samenvatte.

Er ligt een vastgoedbeslissing voor. Maar wat betekent dat nou? De gemeente is eigenaar van bepaalde gronden en/of gebouwen. In sommige situaties vindt de gemeente het wenselijk om vastgoed in bezit te hebben en daarnaast vindt de gemeente het soms nuttig om dergelijk vastgoed tegen gunstige voorwaarden ter beschikking te stellen aan maatschappelijke instanties. Het uitgangspunt van het vastgoedbeleid is echter wel dat het hebben houden en onderhouden van gemeentelijk vastgoed geen kerntaak van de gemeente is.

De gemeenteraad en het college van B&W hebben in het verleden al een aantal kaders gesteld ten aanzien van gemeentelijk vastgoed:
* In de nota grondbeleid 2009 van de gemeente Hilversum is de beleidslijn opgenomen dat niet strategische gronden worden afgestoten.
* In de programmabegroting 2016 is opgenomen dat vastgoed dat niet bijdraagt aan de gemeentelijke ambities afgestoten wordt.

Maar deze discussie is niet enkel een zakelijke vastgoeddiscussie. Er loopt nog een ander spoor, namelijk die van het buurtgericht werken en buurtinitiatieven. Stichting Meentwerf is geen zakelijke partij, maar een maatschappelijke partij. Als zodanig beïnvloeden dus de ‘sociale’ plannen die zij met deze locatie hebben de beslissing die je daarover ‘zakelijk’ moet nemen. Als zij een commerciële partij zouden zijn, met een commerciële ambitie, dan werd de totale afweging een stuk ‘zakelijker’ en daarmee eenvoudiger.

Het college is blijkbaar overtuigd van de maatschappelijke waarde van dit initiatief, aangezien zij de onderbouwing van hun voornemen om de Stichting te willen steunen geheel en al stoelen op de Kadernotitie Buurtgericht leven. Het lastige daaraan is dat de kaders voor buurtgericht werken niet de kaders zijn die we hebben afgesproken voor maatschappelijk vastgoed.

Het is eigenlijk ondoenlijk om een zakelijke (vastgoed) discussie te voeren met argumenten die gaan over maatschappelijk nut en noodzaak van een buurtinitiatief. De zaak is vertroebeld. In dat soort situaties vinden wij het extra belangrijk om helder te zijn over de kaders die we met elkaar hebben afgesproken en de ‘meetlat’ die we hanteren. Daarom pellen we de kwestie die voorligt af:

De vragen die we –op vastgoedgebied- omtrent de Meentwerf met elkaar dienen te beantwoorden zijn:
1. Is de grond van Mierenmeent 33 een strategisch bezit?
2. Draagt de Mierenmeent 33 qua grond en/of gebouw bij aan gemeentelijke ambities? (hier zit een raakvlak met de ‘maatschappelijke/buurtgerichte’ vraag)
3. Is de voorgestelde verbouwing/aanpassingen aan ons vastgoed zakelijk gezien de moeite waard?
4. Is de verwachting reëel dat de beoogde huurder de financiële draagkracht heeft om deze investering vanuit de gemeente verantwoord te laten zijn?

De antwoorden zijn, wat de VVD betreft:
1. Wij hebben geen onderbouwing vanuit het College gelezen over of deze grond/het gebouw gezien worden als strategisch bezit of niet.
2. De grond en het gebouw dragen op dit moment niet bij aan gemeentelijke ambities, maar dat zou wel kunnen. Ze kunnen bijdragen aan de gemeentelijke ambitie om meer woningen te realiseren voor starters of in het middensegment. Of er kan voldaan worden aan maatschappelijke behoefte of een wens vanuit de buurt. Als je iets onder de marktwaarde aanbiedt, dan is er altijd vraag naar. Maar wij vinden het geen overheidstaak om te zorgen voor een ‘culturele broedplaats’ of ateliers voor kunstenaars. Wij kunnen niet beoordelen of er wordt voldaan aan een behoefte die leeft in de buurt, aangezien de ‘agenda van de buurt’ er nog niet is.
3. Wij kunnen onvoldoende overzien of de voorgestelde verbouwing/aanpassingen zakelijk gezien verstandig zijn. Gaat het om nuttige of om frivole aanpassingen?
4. Op dit punt spreken de stukken elkaar tegen en dat is ernstig. Een half jaar geleden beoordeelde het College de exploitatie als risicovol omdat er veel te veel op horecainkomsten geleund werd, waarvan men betwijfelde of deze wel te realiseren zouden zijn. In het huidige stuk is dat opeens geen enkel probleem meer en schrijft het College zelfs op: “de horeca-functie, ofschoon ondergeschikt, zal na een aanloopperiode met een positief resultaat draaien”. Voor deze draai van 180 graden wordt geen enkele inhoudelijke onderbouwing gegeven en de onderliggende exploitatiebegroting is op dit punt niet gewijzigd, dus daar kan het niet aan liggen.

De vraag die we –qua buurtgerichtheid- omtrent de Meentwerf met elkaar dienen te beantwoorden is:
1. Voldoen de plannen van de Stichting Meentwerf aan de kaders die we in de Kadernotitie Buurtgericht leven met elkaar hebben afgesproken?

Het antwoord is, wat de VVD betreft:
1. Het uitgangspunt is dat de ‘agenda van de buurt’ leidend moet zijn. Er is nog geen agenda van de Meent en dit valt dus ook niet aan dat kader te toetsen. Als we dan kijken naar de Wijkanalyse die wel al beschikbaar is, dan blijkt daaruit niet dat er een dringende behoefte leeft in de Meent om buurtbudget aan te wenden voor dit type activiteiten.

Wij vinden overigens dat we uiterst voorzichtig moeten zijn met afwijken van onze eigen spelregels. Daar gaat namelijk een precedentwerking vanuit. Als we voor dit initiatief afwijken van de kaders (die we iets meer dan een maand geleden met elkaar hebben afgesproken), op basis waarvan gaan we dat dan niet doen bij initiatieven die elders opkomen, voordat de ‘agenda van de buurt’ is vastgesteld?

En zoals gezegd vinden wij sommige taken die deze Stichting op zich wil nemen geen overheidstaak en daarmee dus ook niet in aanmerking komend voor subsidie. Het bevorderen van sociale cohesie is ontegenzeggelijk belangrijk, maar daarin wordt al voorzien door de Kruisdam en de kinderboerderij, alsmede andere initiatieven in de Meent. Daarop is dit initiatief, naar onze mening, een onvoldoende onderscheidende toevoeging. Bovendien zijn er vanuit maatschappelijk/buurtperspectief een aantal buurten in Hilversum die dringender onze aandacht en investeringen nodig hebben.

Heel kort samengevat is wat ons betreft de vraag: vinden wij de plannen die de Stichting Meentwerf heeft met ons gebouw van voldoende maatschappelijk nut afgezet tegen de andere dingen die er kunnen, zoals bijvoorbeeld woningen realiseren of een zorgcentrum? En ons antwoord op deze vraag is nee. Wij denken dat woningen voor starters van groter nut zijn voor de Hilversumse samenleving, dan een ‘culturele broedplaats’.

Haitske van de Linde
Raadslid VVD Hilversum